Hiervoor leen ik een stuk uit een artikel welke arts/specialist Drs. Snitselaar geschreven heeft.
Bij de energievoorziening van onze organen komen ook afvalproducten vrij; water en kooldioxide (CO2). Voor een deel wordt CO2 via de longen uitgeademd, terwijl een restant een essentiële rol vervult bij het handhaven van een optimale zuurgraad in het Iichaam. Hoe meer CO2 zich in het lichaam ophoopt, hoe zuurder wordt het organisme en hoe actiever wordt het ademhalingscentrum in het centrale zenuwstelsel. Hierdoor stijgt de ventilatie en wordt weer meer CO2 uitgeademd. Met het afnemen van de hoeveelheid CO2 in het organisme vermindert ook weer de activiteit van het ademhalingscentrum.
Wanneer iemand meer ademt dan nodig is om een normale hoeveelheid CO2 in het lichaam te handhaven, zal door de versnelde ademhaling te veel CO2 uitgeademd worden, waardoor een tekort van deze stof in het bloed en de weefsels zal ontstaan. Er ontstaat in een dergelijke situatie een respiratoire alkalose en dan spreekt men van hyperventilatie. Een toestand van respiratoire alkalose heeft een aantal effecten op het organisme. Enkele daarvan zijn bijvoorbeeld:
a) CO2 functioneert als regulator van de bloedvatwijdte. Bij een tekort aan CO2 ontstaat vaatvernauwing, waarbij een vermindering van de cerebrale bloedvoorziening tot 30% a 40% kan worden aangetoond!
- erythrocyten kunnen in alkalisch milieu hun zuurstof minder goed aan de weefsels afgeven (Bohr-Hasselbalch evenwicht).
Het is duidelijk, dat hierdoor tijdens een respiratoire alkalose (alkalose als gevoig van hyperventileren) een vermindering van functies van bijvoorbeeld het centrale zenuwstel kan optreden (wazig zien, alles veraf horen; niet meer kunnen denken; gevoel van dreigend bewustzijnsverlies).
Wanneer iemand zijn of haar carriere als ‘hyperventilant’ begint, kan het hierbij optredende CO2-verlies nog enige tijd worden gecorrigeerd door buffersystemen in de lichaamssappen. Het belangrijkste buffersysteem betreft het CO2 afhankeIijke HCO3-, dat bij herhaaldelijk of frequent hyperventileren via de nieren als NaHCO3 en KHCO3 het lichaam verlaat. Hierdoor gaat buffercapaciteit verloren en kan bij nieuw CO2-verlies t.g.v. hyperventilatie onvoldoende gecorrigeerd worden; het bloed wordt gemakkelijker alkalisch!
De patient kan dan nog maar weinig CO2 missen alvorens alkalisch te worden, wat neerkomt op het gemakkelijker produceren van de hierbij behorende klachten en/of verschijnselen.
Maar ook in het ademhalingscentrum in de hersenen verandert er iets onder invloed van herhaaldelijk of voortdurend bestaan van een respiratoire alkalose. Het ademhalingscentrum gaat wennen aan de minder zure toestand, gaat dat als normaal-toestand beschouwen, waardoor ook bij geringe stijgingen van het CO2-gehalte met een verhoging van de ademactiviteit zal worden gereageerd.
Zowel de vermindering van HCO3-buffer, als de geringere toIerantie voor CO2 van het ademhalingscentrum, bevorderen dus het in standhouden van de aandoening zodra deze eenmaal bestaat: de patient hyperventileert sneller op gezag van het ademhalingscentrum; hij of zij krijgt gemakkelijker de alarmerende klachten en/of symptomen door tekort aan buffer. Het resultant lijkt een voortdurende onzekerheid en angstige gespannen anticipatie aangaande een volgende aanval te bevorderen, die op zich al tot overademhaling aanleiding zou geven.
Hyperventilatie is een aandoening die neigt zichzelf in stand te houden; vaak in stand houdt. Hierdoor is hyperventilatie gewoonlijk chronische hyperventilatie. Op de verschillende andere waarneembare organische veranderingen, welke optreden in het kader van de chronische hyperventilatie (o.a. verschuivingen in de electrolytbalans, in de concentratie geioniseerd Calcium, in de melkzuurstofwisseling!) wordt hier niet verder in gegaan.
In iets makkelijke bewoording komt dat neer op het volgende.
Om te kunnen functioneren hebben we zuurstof nodig. Dit krijgen we binnen door te ademen. Bij een inademing in rust wordt er 400-500 ml lucht ingeademd met een frequentie van 6 tot 10 keer per minuut. In tijden van stress, (positieve) spanning en angst ademen de meeste mensen in een hogere frequentie (10-25 keer) met een ‘hoge’ ademhaling, dit wil zeggen via de borst. Hierdoor verlies je teveel koolzuur wat op den duur vervelende klachten veroorzaakt. Deze acute klachten verdwijnen weer als je rustig gaat zitten en vanuit je buik rustig gaat ademen. Je lichaam krijgt hierdoor de kans om het koolzuurniveau (CO2) weer op orde te brengen.
Bij hyperventilatie ga je dus sneller en vaker ademen zonder dat het lichaam daar behoefte aan heeft. Daardoor adem je teveel koolzuur uit. Je lichaam wil de concentratie van koolzuur in het bloed zoveel mogelijk constant houden. Als het koolzuurgehalte in het bloed te snel daalt, probeert het lichaam het gevolg van het verlies van koolzuurgas te beperken. De bloedvaten in de hersenen trekken vervolgens samen en de prikkeling van ons sympathische zenuwstelsel veroorzaakt symptomen als duizeligheid, angst, tintelingen in je gezicht of handen, wazig zien of hartkloppingen. Weinig koolzuur in het bloed heeft dus als gevolg dat de rode bloedcellen weinig zuurstof afgeven aan de cellen waarin verbranding moet plaatsvinden.
Als je lichaam langere tijd een laag koolzuurniveau heeft zal het ademcentrum zich hier op aanpassen en ontstaat er chronische hyperventilatie. Via een seintje van je middenrif word je eigenlijk vaker dan nodig getriggerd om adem te halen, waardoor je dus blijvend teveel koolzuur uitademend. Het bloed wordt uiteindelijk alkalisch en er treden blijvende klachten op. Verder zijn er in deze situatie geen buffers meer aanwezig om de hyperventilatie op te vangen.